Google Play badge

stellingen over driehoeken


In deze les gaan we enkele belangrijke stellingen over driehoeken behandelen.

AB > AC ⇒ Daarom ∠ACB > ∠ABC [Hoeken tegenover zijde AB en AC]

Omgekeerd, als ∠BAC > ∠ABC ⇒ Daarom BC > AC [zijden tegengesteld aan hoek A en B]

uitvloeisels

  1. De som van de lengtes van twee zijden van een driehoek is groter dan de lengte van de derde zijde.
  2. Het verschil tussen de lengtes van twee zijden van een driehoek is kleiner dan de lengte van de derde zijde.


△ABC is een rechthoekige driehoek waarbij ∠C = 90°, AB is dan de hypotenusa
AB 2 = AC 2 + BC 2


D is het middelpunt van AB en E is het middelpunt van AC, dan is DE || BC en DE = ½ BC

Buitenhoek ∠ABD = ∠BAC + ∠ACB

AD, BE en CF zijn de drie bissectrices van driehoek ABC. De drie bissectrices zijn concurrent in punt I, dat het incenter van de driehoek wordt genoemd. Het punt I zal altijd in het binnenste van een driehoek liggen.

AD, BC en CF zijn de drie medianen van een driehoek ABC. Het lijnsegment dat het hoekpunt verbindt met het middelpunt van de tegenoverliggende zijde van een driehoek, wordt een mediaan van een driehoek genoemd. De drie medianen zijn gelijktijdig in G, wat het zwaartepunt van de driehoek wordt genoemd, dan \(\frac{BG}{GE} = \frac{AG}{GD} = \frac{CG}{GF} = \frac{2}{1}\)


AD, BE en CF zijn de drie hoogten van driehoek ABC. H is het orthocentrum van de driehoek. Hier, aangezien ABC een scherphoekige driehoek is, ligt het orthocentrum binnen de driehoek.

De hoogten van een gelijkzijdige driehoek zijn gelijk. De hoogten aan de gelijke zijden van een gelijkbenige driehoek zijn gelijk.


Voorbeeld 1: Geef aan of de volgende driehoek al dan niet rechthoekig is.

Controleer of 13 2 = 5 2 + 12 2

Omdat het voldoet aan de stelling van Pythagoras, is de gegeven driehoek daarom een ​​rechthoekige driehoek.

Voorbeeld 2: Vind ∠x in de gegeven figuur.


∠x = 40 + 60 = 100° ( De maat van de buitenhoek van een driehoek is gelijk aan de som van de overeenkomstige binnenhoeken.)

Download Primer to continue