Relevantie is de meest fundamentele hoeksteen van bewijs. Het is vereist dat het bewijs relevant is om te worden geaccepteerd. Het bewijsmateriaal moet een logisch verband hebben tussen zichzelf en de kwestie die het wordt gepresenteerd om te bewijzen of af te keuren. Het is geen vereiste dat het verband zo sterk is dat een bewijsitem het feit alleen kan goedkeuren of afkeuren. Het is normaal gesproken goed genoeg, op voorwaarde dat het bewijsstuk een verband heeft in een reeks bewijzen. Bewijs wordt gebruikt om te verwijzen naar observaties of feiten die kunnen worden gepresenteerd om een bevestiging te ondersteunen.
Bewijs moet relevant zijn om kans te maken op ontvankelijkheid, maar niet elk relevant bewijs wordt geaccepteerd. Sommige rechters kunnen relevant bewijsmateriaal uitsluiten vanwege andere bewijsregels. Voorbeeld: sommige relevante bewijzen kunnen de gevoelens van de jury onterecht prikkelen. In zo'n geval moet de rechter de betekenis van het bewijs afwegen tegen de risico's van een onterecht beroep op emoties. Indien de rechter vaststelt dat de risico's die verbonden zijn aan een oneerlijk emotioneel hoger beroep aanzienlijk groter zijn dan de relevantie, wordt het bewijs niet geaccepteerd. Als de relevantie opweegt tegen de risico's, dan wordt het geaccepteerd.
Relevantie vereist het volgende;
Om het bewijs relevant te laten zijn, moet het;
Als bewijs niet relevant blijkt te zijn, wordt het niet gebruikt bij de besluitvorming, ook al zou het technisch relevant kunnen zijn. Voorbeeld: Geestelijke instabiliteit of arbeidsongeschiktheid van een persoon.
Hieronder volgen enkele van de redenen die ertoe kunnen leiden dat bewijs wordt afgewezen:
DEMONSTRATIES EN ANIMATIES.
Dit verwijst naar visuele hulpmiddelen die de jury helpen bij het begrijpen van een aantal complexe kwesties, hoewel ze geen bewijs zijn. Het is vereist dat de jury duidelijk opmerkt dat deze demonstraties zelf geen bewijs zijn. De rechter is verplicht om: