Google Play badge

spreken


Dell Hymes was de persoon achter de creatie van het sprekende model, een studiemodel van sociolinguïstiek. Hij bedacht dit model als onderdeel van een nieuwe methodologie die bekend staat als etnografie van spreken. Het is een hulpmiddel bij de identificatie en het labelen van de componenten van de interactionele linguïstiek, die werd veroorzaakt door zijn idee dat iemand, om een bepaalde taal correct te spreken, meer nodig heeft dan alleen de grammatica en het vocabulaire ervan te leren. Hij of zij moet ook de context leren waarin woorden worden gebruikt.

Het acroniem spreken is geconstrueerd door Hymes. Onder dit acroniem groepeerde hij 16 verschillende componenten in 8 divisies. Het spraakmodel is van toepassing op linguïstische antropologen voor het analyseren van spraakgebeurtenissen als onderdeel van een etnografie. Deze benadering is toepasbaar bij het begrijpen van machtsdynamiek en relaties in een bepaalde taalgemeenschap en geeft inzicht in culturele waarden.

AFDELINGEN VAN SPREKEN.

INSTELLING EN SCNE. Dit verwijst zowel naar de plaats en tijd waarin een taalhandeling plaatsvindt als naar de fysieke omstandigheden. Voorbeeld: een familieverhaal kan plaatsvinden in de woonkamer van de grootouders. De scène verwijst naar de psychologische setting of de culturele definitie van een scène, inclusief kenmerken zoals formaliteitsbereik en gevoel voor spel. Voorbeeld: het verhaal kan verteld worden tijdens het jubileumfeest van een grootouder. Omgeving en scène kunnen ook worden gebruikt om te verwijzen naar impliciete regels en verwachtingen die de spraakgebeurtenis omringen. Voorbeeld: spraakgebeurtenissen in de klas hebben specifieke impliciete regels dat de leraren moeten spreken terwijl de studenten luisteren. Bepaalde woorden worden ook niet als passend gezien in deze setting.

DEELNEMERS. Dit verwijst naar de sprekers en het publiek. Deze categorieën zullen door taalkundige antropologen worden gebruikt om onderscheid te maken. Het publiek kan al diegenen omvatten tot wie de toespraak is gericht. Het publiek kan ook degenen omvatten die niet zijn aangesproken, maar in een positie zijn om te afluisteren. Voorbeeld: een grootmoeder kan op een familiereünie een verhaal vertellen aan de jonge kinderen, maar volwassenen kunnen het verhaal ook te horen krijgen, ook al worden ze niet aangesproken. Bij het bepalen van de deelnemers aan de toespraak moeten expliciete en impliciete regels worden overwogen over de volgende vragen: wie moeten worden betrokken, wat zijn de vastgestelde verwachtingen van de deelnemers en wie er aan het woord is en wie tegelijkertijd wordt aangesproken.

LOOPT AF. Het einde van een toespraakgebeurtenis verwijst naar het doel en de doelen, evenals de resultaten. Voorbeeld: een grootmoeder kan een verhaal vertellen met als doel het publiek te entertainen en te onderwijzen.

HANDELINGSVOLGORDE. Dit verwijst naar de volgorde van taalhandelingen die verantwoordelijk is voor het verzinnen van een evenement. De volgorde van de spraakhandelingen heeft een grote invloed op de spraakgebeurtenis. Voorbeeld: de eerste toespraak is verantwoordelijk voor het zetten van de toon van het gesprek.

TOETS. Het betekent de aanwijzingen die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de toon, de geest of de manier van spreken. Over het algemeen zijn er verschillende sleutels voor verschillende situaties. Voorbeeld: begrafenissen en verjaardagsfeestjes hebben verschillende tonen.

INSTRUMENTALITEITEN. Dit wordt gebruikt om te verwijzen naar de kanalen die worden gebruikt bij het voltooien van de taalhandeling. Ze omvatten de communicatiemethoden zoals schrijven, signaleren, ondertekenen en spreken.

NORMEN. Dit verwijst naar sociale regels die het evenement beheersen, evenals de acties en reacties van de deelnemers.

Download Primer to continue