De middeleeuwen zijn een periode in de Europese geschiedenis. Het was een lange geschiedenis van 500 na Christus tot 1500 na Christus. De middeleeuwen beslaan de tijd vanaf de val van het Romeinse rijk tot de opkomst van het Ottomaanse rijk. De 'Middeleeuwen' worden zo genoemd omdat het de tijd is tussen de val van het keizerlijke Rome en het begin van het vroegmoderne Europa. Deze periode wordt ook wel de Middeleeuwen, de Donkere Middeleeuwen of de Eeuw van het Geloof genoemd (vanwege de opkomst van het christendom en de islam). Wanneer eng gebruikt, verwijst de term "Donkere Middeleeuwen" alleen naar een zeer vroege periode, van 476 tot 800 (toen Karel de Grote koning werd).
Dit was een tijd van kastelen en boeren, gilden en kloosters, kathedralen en kruistochten. Grote leiders zoals Jeanne d'Arc en Karel de Grote maakten deel uit van de Middeleeuwen, evenals grote gebeurtenissen zoals de Zwarte Pest en de opkomst van de islam.
Wanneer mensen de termen Middeleeuwen, Middeleeuwen en Donkere Middeleeuwen gebruiken, verwijzen ze over het algemeen naar dezelfde periode. De donkere middeleeuwen verwijst meestal naar de eerste helft van de middeleeuwen van 500 tot 1000 na Christus.
Na de val van het Romeinse Rijk is veel van de Romeinse cultuur en kennis verloren gegaan. Dit omvatte kunst, technologie, techniek en geschiedenis. Historici weten veel over Europa tijdens het Romeinse Rijk, omdat de Romeinen uitstekende verslagen bijhielden van alles wat er gebeurde. De tijd na de Romeinen is echter "donker" voor historici omdat er geen opnames van de centrale overheid waren. Dit is de reden waarom historici deze tijd de donkere middeleeuwen noemen.
Hoewel de term Middeleeuwen de jaren tussen 500 en 1500 over de hele wereld omvat, is deze tijdlijn gebaseerd op gebeurtenissen specifiek in Europa in die tijd.
Leerling - Een jongen die voor een gildemeester werkte om een vak of ambacht te leren.
Baron - Een heerser onder de koning in het feodale systeem, de baron regeerde over een stuk land dat een leengoed werd genoemd. Hij zou zijn trouw aan de koning beloven in ruil voor het land.
Bisschop – Een leider in de kerk, de bisschop was vaak de hoogste kerkleider in een koninkrijk.
Byzantijnse rijk - De oostelijke helft van het Romeinse rijk dat tijdens de middeleeuwen een van de sterkste Europese rijken was. De hoofdstad was Constantinopel.
Zwarte Dood - Een dodelijke ziekte die zich tijdens de Middeleeuwen door een groot deel van Europa verspreidde. Naar schatting heeft het minstens een derde van alle mensen in Europa gedood.
Kasteel - Een verdedigingswerk waar een heer of koning zou wonen. De lokale bevolking zou naar het kasteel vluchten als ze werden aangevallen.
Karel de Grote - Koning van de Franken en de eerste Heilige Roomse keizer, Karel de Grote verenigde een groot deel van West-Europa tijdens zijn bewind.
Ridderlijkheid - De code volgens welke ridders beloofden te leven. Het hield eer in, moedig zijn en de zwakken beschermen.
Wapenschild - Een symbool dat door ridders wordt gebruikt op hun schild, banier en harnas. Het hielp om de ene ridder van de andere te onderscheiden.
Kruistochten - Religieuze oorlogen tussen de christenen en moslims om de controle over het Heilige Land, met name Jeruzalem.
Feodaal systeem - Een regeringssysteem waarbij de koning land toewees aan zijn heren en baronnen. De heren en baronnen zouden dan hun loyaliteit aan de koning beloven en beloven zijn heerschappij te beschermen.
Fief - Een stuk land dat door een koning aan een heer of baron wordt gegeven om te regeren.
Franken – Germaanse stammen die zich vestigden in het land dat nu Frankrijk is.
Gilde - Een vereniging van ambachtslieden die zich richtten op een specifiek beroep of ambacht, zoals het maken van schoenen of het weven van stoffen.
Journeyman - Een positie in een gilde boven de leerling, een gezel werkte voor een meestervakman en verdiende een loon.
Keep - Een grote toren in een kasteel dat werd beschouwd als de laatste verdedigingslinie.
Kievan Rus - Een rijk gesticht door Vikingen in de stad Kiev. Het was de voorloper van Rusland.
Koning - De hoogste heerser in een monarchie.
Ridder - Een krijger die op een paard reed en een zwaar metalen harnas droeg. Ridders werden beloond met land en moesten de koning beschermen wanneer dat nodig was.
Magna Carta - Een document dat koning John van Engeland door zijn baronnen werd opgedrongen. Daarin stond dat de koning niet boven de wet stond en dat het volk recht had op een eerlijk proces.
Manor - Het centrum van het leven tijdens de Middeleeuwen, het landhuis was het huis of kasteel van de plaatselijke heer.
Gracht - Een greppel rond een kasteel gevuld met water.
Klooster - Een religieus gebied of een groep gebouwen waar monniken woonden. Kloosters werden geïsoleerd van de rest van de wereld, zodat de monniken zich konden concentreren op het aanbidden van God. Ook wel een Abby genoemd.
Meester - Het hoogste punt in een gilde, een meester kan een winkel bezitten en gezellen en leerlingen inhuren.
Page - Een jonge jongen die fungeert als een dienaar voor een ridder terwijl hij traint om op een dag ridder te worden.
Reconquista - De oorlogen waarbij de christelijke naties de controle over het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal) terugnamen van de islamitische Moren.
Serf - Een boer die het land bewerkte voor de plaatselijke heer. De lijfeigene had weinig rechten en was weinig beter dan een slaaf.
Squire - Een ridder in opleiding, de schildknaap zou zorgen voor de bepantsering en wapens van de ridder. Hij zou ook de ridder vergezellen in de strijd.
Vassal - Iemand die trouw belooft aan een heer.
Vikingen - Mensen die uit Scandinavië in Noord-Europa kwamen. De Vikingen vielen tijdens de Vikingtijd (800-1066) veel landen in Noord-Europa binnen.