Water bestaat in drie verschillende vormen: vast (ijs), vloeibaar (water) of gas (waterdamp).
Verdamping en condensatie zijn twee processen waardoor water van de ene toestand naar de andere verandert. Alle materie is gemaakt van kleine bewegende deeltjes die moleculen worden genoemd. Verdamping en condensatie vinden plaats wanneer deze moleculen energie winnen of verliezen in de vorm van warmte.
Neem bijvoorbeeld water in een kom en teken een lijn om het waterniveau aan te geven. Zet deze kom met water nu in het zonlicht. Observeer na enige tijd het waterniveau in de kom. U zult merken dat het waterpeil wordt verlaagd. Waar gaat het water uit de kom naartoe? Door de hitte van de zon is het in damp veranderd. Dit is verdamping.
Op dezelfde manier, als water in een pot kookt, daalt het waterpeil. Het water lijkt te verdwijnen, maar het gaat in feite de lucht in als een gas dat waterdamp wordt genoemd.
Verdamping vindt plaats wanneer een vloeistof wordt verwarmd. De warmte geeft de moleculen van de vloeistof meer energie. Deze energie zorgt ervoor dat de moleculen sneller bewegen. Als ze genoeg energie krijgen, breken de moleculen aan het oppervlak af. Deze moleculen ontsnappen aan de vloeistof en komen als gas in de lucht. Verdamping van planten wordt transpiratie genoemd.
Bij verdamping verandert water van een vloeistof in een gas.
Condensatie is het tegenovergestelde van verdamping. Denk aan wat er gebeurt op het buitenoppervlak als je ijsblokjes in een glas giet? Zie je kleine druppeltjes water op het buitenoppervlak van glas verschijnen? Waterdampen die in de lucht aanwezig zijn, komen bij aanraking met het koude oppervlak van het glas samen om druppels te vormen. Dit proces wordt condensatie genoemd.
Condensatie ontstaat door warmteverlies. Condensatie vindt plaats wanneer moleculen in een gas afkoelen. Als de moleculen warmte verliezen, verliezen ze energie. Daardoor vertragen ze. Ze komen dichter bij andere gasmoleculen. Ten slotte verzamelen deze moleculen zich om een vloeistof te vormen.
Bij condensatie verandert water van een gas in een vloeistof.
Terwijl de zon water verwarmt in een vijver, meer, rivier of andere waterlichamen, verandert het water in waterdamp en wordt het overgebracht naar de atmosfeer. Dit proces wordt verdamping genoemd. Wanneer waterdampen de bovenste atmosfeer bereiken, condenseren ze als gevolg van lage temperatuur, vormen wolken en vallen terug op aarde in de vorm van regen, sneeuw en hagel en soms in de vorm van dauw en mist.
Tijdens de winter, wanneer de ochtendtemperatuur erg laag is, condenseren waterdruppels en hangen ze in de atmosfeer als mist. De dauw die zich 's nachts op het gras vormt, is een ander voorbeeld van condensatie. In intens koude dagen vallen deze waterdruppels als vorst naar beneden.
Water wordt voortdurend hergebruikt in de waterkringloop, door verdamping en condensatie. Dit is de manier waarop de natuur water over het land verdeelt om het leven van planten, dieren en mensen op aarde te ondersteunen.