Elke cel moet materialen in en uit de cel verplaatsen. Sommige van de materialen die in en uit cellen moeten worden getransporteerd, zijn eiwitten, voedsel, zuurstof, water en koolstofdioxide. Er zijn twee belangrijke soorten transport in cellen:
PASSIEF TRANSPORT
Wanneer kleine deeltjes van gebieden met een hogere concentratie naar gebieden met een lagere concentratie reizen, wordt dit passief transport genoemd. Dit is de normale materiaalstroom. Er zijn twee soorten passief transport; osmose en diffusie. Osmose verwijst naar de beweging van watermoleculen van een gebied met een hoge waterconcentratie naar een gebied met een lagere oplosmiddelconcentratie door een celmembraan. Diffusie daarentegen verwijst naar de beweging van deeltjes van een gebied met hoge concentratie naar gebieden met een lagere concentratie tegen een concentratiegradiƫnt. Dit type transport vereist geen energie of ATP.
Hieronder staan voorbeelden van dit type transport in cellen:
ACTIEF TRANSPORT
Wanneer kleine deeltjes van een lagere concentratie naar een hogere concentratie reizen, staat dit bekend als actief transport. Dit is tegen de normale materiaalstroom in. Actief transport vereist ATP en energie. Als grote deeltjes de cel moeten binnenkomen of verlaten, hebben ze speciale vormen van actief transport nodig, bekend als exocytose en endocytose.
Endocytose vindt plaats wanneer een cel grote deeltjes moet binnenbrengen. "endo" betekent in de cel.
Exocytose daarentegen vindt plaats wanneer een cel grote deeltjes moet verwijderen. Denk aan "exo" als verdrijven uit de cel. Dit is het proces waardoor Golgi eiwitten uit de cel verplaatst.
Diffusie
Osmose
1. Semipermeabel membraan
Actief transport
1. Exocytose
2. Endocytose