Google Play badge

wiskundige bewerkingen


Wiskundige bewerkingen begrijpen

Wiskundige bewerkingen vormen de basis van rekenkundig en wiskundig begrip. Ze omvatten basisfuncties zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen, maar ook complexere bewerkingen zoals machtsverheffen en wortelextractie. Deze les onderzoekt de belangrijkste wiskundige bewerkingen en hun toepassing in verschillende contexten.

Toevoeging

Optellen is een van de meest fundamentele bewerkingen in de wiskunde. Het gaat om het combineren van twee of meer getallen om hun totaal of som te vinden. Het symbool voor optellen is \(+\) .

Voorbeeld: Als je 2 appels hebt en je krijgt er nog 3, dan heb je in totaal \(2 + 3 = 5\) appels.

Een belangrijke eigenschap van optellen is commutativiteit , wat betekent dat het veranderen van de volgorde van de getallen geen invloed heeft op de som. Dat wil zeggen: \(a + b = b + a\) .

Aftrekken

Aftrekken is het proces waarbij de ene grootheid van de andere wordt afgenomen. Het is in wezen het omgekeerde van optellen. Het symbool voor aftrekken is \(-\) .

Voorbeeld: Als je 5 appels hebt en er 2 eet, heb je \(5 - 2 = 3\) appels over.

Aftrekken is niet commutatief, wat betekent dat \(a - b\) niet noodzakelijk hetzelfde is als \(b - a\) .

Vermenigvuldiging

Vermenigvuldigen is een wiskundige bewerking die optellen en schalen combineert. Het gaat om het een bepaald aantal keren optellen van een getal bij zichzelf. Het symbool voor vermenigvuldiging is \(×\) of \(\cdot\) .

Voorbeeld: Als je 3 zakken met elk 4 appels hebt, heb je in totaal \(3 \times 4 = 12\) appels.

Vermenigvuldiging is commutatief , wat betekent \(a \times b = b \times a\) .

Divisie

Verdelen is het proces waarbij een hoeveelheid in gelijke delen wordt verdeeld. Het is de omgekeerde bewerking van vermenigvuldiging. Het symbool voor deling is \(/\) of \(÷\) .

Voorbeeld: Als je 12 appels hebt en deze in 4 gelijke groepen verdeelt, heeft elke groep \(12 ÷ 4 = 3\) appels.

Deling is niet commutatief. Bovendien is delen door nul ongedefinieerd.

Machtsverheffing

Machtsverheffing is een wiskundige bewerking waarbij een getal (het grondtal) een bepaald aantal keren met zichzelf wordt vermenigvuldigd (de exponent). De notatie voor machtsverheffing is \(a^b\) waarbij \(a\) het grondtal is en \(b\) de exponent.

Voorbeeld: \(2^3 = 2 \times 2 \times 2 = 8\) . Hier is 2 het grondtal en 3 de exponent.

Machtsverheffing is niet commutatief. \(2^3\) is bijvoorbeeld niet hetzelfde als \(3^2\) .

Wortelextractie

Wortelextractie omvat het vinden van een getal dat, wanneer het tot een bepaalde macht wordt verheven (de wortel), het oorspronkelijke getal oplevert. De meest voorkomende wortel is de vierkantswortel ( \(\sqrt{\ }\) ), die vraagt ​​welk getal, vermenigvuldigd met zichzelf, gelijk is aan het gegeven getal.

Voorbeeld: \(\sqrt{9} = 3\) omdat \(3 \times 3 = 9\) .

Hogere wortels , zoals de derdemachtswortel ( \(\sqrt[3]{\ }\) ), werken op dezelfde manier. Bijvoorbeeld \(\sqrt[3]{8} = 2\) , omdat \(2 \times 2 \times 2 = 8\) .

Orde van operaties

De volgorde van bewerkingen is een regel die wordt gebruikt om te verduidelijken welke procedures als eerste moeten worden uitgevoerd in een bepaalde wiskundige uitdrukking. De algemeen aanvaarde volgorde is haakjes, exponenten, vermenigvuldigen en delen (van links naar rechts) en optellen en aftrekken (van links naar rechts), vaak afgekort als PEMDAS.

Voorbeeld: Voor de uitdrukking \(2 + 3 \times 4^2\) evalueer je eerst de exponent ( \(4^2 = 16\) ) en voer je vervolgens de vermenigvuldiging uit ( \(3 \times 16 = 48\) ) , en tenslotte de toevoeging ( \(2 + 48 = 50\) ).

Breuken

Breuken vertegenwoordigen delen van een geheel. Ze bestaan ​​uit een teller (bovenste getal) en een noemer (onderste getal), met daartussen het deelsymbool. Breuken kunnen alle hierboven genoemde bewerkingen ondergaan, met enkele aanvullende regels, vooral voor optellen en aftrekken waarbij je een gemeenschappelijke noemer nodig hebt.

Voorbeeld: Als je \(1/4 + 1/2\) optelt, moet je eerst \(1/2\) omzetten in \(2/4\) (een gemeenschappelijke noemer met \(1/4\) ), wat resulteert in \(1/4 + 2/4 = 3/4\) .

Decimalen

Decimalen zijn een andere manier om breuken weer te geven, met behulp van een decimaalteken. Bewerkingen met decimalen volgen dezelfde richtlijnen als die met hele getallen, met zorgvuldige uitlijning van de decimalen, vooral bij optellen en aftrekken.

Voorbeeld: \(0.75 + 0.25 = 1.00\) . Dit demonstreert het optellen van twee decimalen om een ​​geheel getal te krijgen.

Percentages

Percentages vertegenwoordigen fracties van 100 en worden aangegeven met het procentteken (%). Ze zijn nauw verwant aan decimalen en breuken en kunnen tussen deze vormen worden omgezet.

Voorbeeld: \(50\%\) van 100 is \(50/100 = 0.5 \times 100 = 50\) .

Negatieve cijfers

Negatieve getallen zijn getallen kleiner dan nul en worden aangegeven met een minteken (-) vóór het getal. Bewerkingen met negatieve getallen volgen specifieke regels, vooral bij vermenigvuldigen en delen waarbij twee negatieve getallen positief zijn.

Voorbeeld: \(-2 \times -3 = 6\) . Het vermenigvuldigen van twee negatieve getallen resulteert in een positief getal.

Conclusie

Wiskundige bewerkingen vormen de bouwstenen van complexere wiskundige en rekenkundige studies. Het begrijpen en beheersen van deze bewerkingen is cruciaal voor het oplossen van verschillende wiskundige problemen. Elke bewerking heeft zijn specifieke eigenschappen, regels en toepassingen, die, wanneer ze worden gecombineerd, complexe problemen en taken in de wiskunde en aanverwante gebieden kunnen oplossen.

Download Primer to continue