We weten al hoe we een hoek in graden en radialen kunnen meten. Laten we nog eens een paar concepten doornemen.
Laat de straal beginnen bij de oorspronkelijke positie
1° = 60
De onderstaande figuren tonen hoeken met de volgende afmetingen: 360°, 180°, 90°, -30°.
Let op: Een hoek wordt positief genoemd als de draairichting tegen de klok in is en negatief als deze met de klok mee is.
Er is nog een andere eenheid voor het meten van hoeken, de radialenmaat . De hoek die in het midden wordt ingesloten door een boog van lengte 1 eenheid in een cirkel met straal 1 eenheid, heeft naar verluidt een maat van 1 radiaal . De onderstaande afbeelding toont hoeken van 1 radiaal en -1 radiaal.
O is het middelpunt van de cirkel, wanneer
\(\theta = \frac{l}{r}\)
Omdat een cirkel in het middelpunt een hoek beslaat waarvan de maat \(2\pi\) radialen is en de graadmaat 360°, is daarom
\(\mathbf{2\pi \textrm{ radiaal} = 360^\circ}\)
of
\(\mathbf{\pi \textrm { radian} = 180^\circ}\)
Toekenning van de waarde van \(\pi = \frac{22}{7}\) , 1 radiaal = 57°16
De relatie tussen radialen en de graad van gemeenschappelijke hoeken wordt weergegeven in de onderstaande tabel
Graad | 30° | 45° | 60° | 90° | 180° | 270° | 360° |
Radiaal | \(\frac{\pi}{6}\) | \(\frac{\pi}{4}\) | \(\frac{\pi}{3}\) | \(\frac{\pi}{2}\) | \(\pi\) | \(\frac{3\pi}{2}\) | \(2\pi\) |
Radiaalmaat \(\mathbf{ = \frac{\pi}{180}} \) × Graadmaat
Graadmaat \(\mathbf{ = \frac{180}{\pi} }\) × Radiaalmaat
Voorbeeld 1 : Converteer 40° naar radialen.
Radiaalmaat = \(\frac{\pi}{180} \times 40 \) = \(\frac{2}{9} \pi\)
Voorbeeld 2 : Converteer 6 radialen naar graden.
Graadmaat = \(\frac{180}{\pi} \times 6 = \frac{1080 \times 7}{22} \)
= \(343\frac{7}{11} ^\circ\)
Verdeel graden in minuten en minuten in seconden
= 343 + ( 7 × 60) ∕ 11 = 343° + 38
= 343° + 38
Dus 6 radialen = 343°38